Olaf Tempelman – Stad tussen ratio en mystiek
in: de Volkskrant, 10 december 2004

Cornelia Golna – City of Man's Desire


Byzantium, Constantinopel, Istanbul - de naam van de stad werd steeds veranderd, kerken werden omgevormd tot moskeeën en weer later tot musea. Maar iets van haar essentie bleef ongewijzigd. De stad was en is het einde van Europa en het begin van de Oriënt, de oogappel van het oosterse christendom en de islam, gelegen op een breukvlak van ratio en mystiek. Zij wist westerlingen door de eeuwen heen tot in het extatische te fascineren, maar boezemde hun ook angst in. De discussie over de Turkse toetreding tot de Europese Unie onderstreept eens temeer dat de relatie die West-Europa met de stad onderhoudt er een is gebleven van spanning, twijfel en vrees. West-Europa heeft nooit om de stad heen gekund. Zij heeft een groot gewicht gelegd in de schaal van de Europese geschiedenis, en zal ook voor het toekomstige Europa bepalend blijven. Kennis van de wereld die achter haar huidige moderne façade schuilgaat, is onontbeerlijk.

Soms vertelt een indrukwekkende historische roman meer dan non-fictie. Dat is het geval met City of Man's Desire – A novel of Constantinople, het literaire debuut van Cornelia Golna, een in de Verenigde Staten opgegroeide, in Nederland wonende classica van Grieks-Roemeense origine. Golna voert de lezer mee naar een wereld die niet meer bestaat, maar die cruciaal is om het huidige Turkije en de Balkan te begrijpen. Het boek laat het mysterie van de stad volledig intact, maar is uitermate verhelderend.

Golna situeert haar roman in de belangrijkste fase uit de recente geschiedenis van Constantinopel, het einde van het eerste decennium van de 20ste eeuw. Het Ottomaanse Rijk is dan ernstig in verval. In 1908 grijpen de Jonge Turken, van wie Atatürk er een was, de macht met het doel om van het immense, dan nog multiculturele rijk van de sultan een moderne Europese staat te maken. Van alle breuklijnen die in City of Man's Desire aan bod komen, is die tussen traditie versus moderniteit en nationalisme de meest pregnante.

Het boek slaagt op alle fronten. Het is beeldend geschreven, bevat prachtige sfeerbeschrijvingen en is ook nog een spannend verhaal over een gedoemde liefde in een turbulent tijdsgewricht. Maar wellicht de grootste kracht vormt de rijkdom aan personages, die bijna allemaal een denktrant, traditie of cultuur symboliseren. De jonge Turkse revolutionair Murad is een meedogenloze Ottomaanse Robespierre. De westerse intellectuelen Nils Pettersson en John Townsend staan voor de tegenstrijdige wijze waarop het Westen altijd naar de stad heeft gekeken; de eerste voor de koele ratio, de tweede voor de naïef-lyrische bewondering. Als Townsend vanuit de hoek van de modernisten wordt tegengeworpen dat een Socrates in het topzware, krioelend byzantijnse klimaat van Constantinopel nooit zou zijn opgestaan, antwoordt deze: 'Onbuigzaamheid is geen vervanging voor een tuin die zo wild en overvloedig heeft kunnen groeien.'